e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vangen vangen: vaange (Maastricht), vāānge (Maastricht), vānge (Maastricht), vāŋə (Maastricht), vâângə (Maastricht) vangen [DC 02 (1932)], [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2
vanger bij krijgertje spelen tikker: tikər (Maastricht) De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)] III-3-2
vangijzertje, vangklep aan duiventil dreng: Dreng vermoedelijk afl. van dringen.  dreng (Maastricht) b) Latjes ter afsluiting van een duiventil (Jaspar). III-3-2
vangplooi vlim: vlem (Maastricht) Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115] I-11
vanzelfsprekend allicht: alliech (Maastricht), àlliech (Maastricht), beslist: beslis (Maastricht), logisch: logisch (Maastricht), natuurlijk: dat is natūrelek (Maastricht), naturelik (Maastricht), neturelijk (Maastricht), netuurelik (Maastricht), netuurlek (Maastricht), nətuurlək (Maastricht), vanzelf: dat sprik vaanzelləf (Maastricht), dat sprik vaanzelləv (Maastricht), vaanzellef (Maastricht), vanzelfs: dat sprik vánzellefs (Maastricht), wiedes: wĭĕdəs (Maastricht), zeker: zeker (Maastricht) Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] || natuurlijk, van zelf || vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)] III-1-4
varen varen: vārə (Maastricht, ... ), #NAME?  vārə (Maastricht, ... ) varen [ZND 08 (1925)], [ZND m] III-3-1
varen (alg.) fougre (fr.): foezjaer (Maastricht), varen: véérn (Maastricht), ook  vare (Maastricht), Spelling: "fonetisch", alles omgespeld  vārə (Maastricht), WLD  vaarə (Maastricht), vááre (Maastricht) Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: varens [N 73 (1975)] III-4-3
varken kui: kūi̯ (Maastricht), kuus: kyš (Maastricht), kuusje: kyškǝ (Maastricht), varken: vɛrkǝ (Maastricht), vɛrkǝn (Maastricht), vɛrǝkǝ (Maastricht), vɛ̄rǝkǝ (Maastricht), zwijn: zwęi̯n (Maastricht) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varken van acht tot twaalf weken loper: lø̜i̯pǝr (Maastricht), scheuteling: šø̄tǝleŋ (Maastricht), šø̄tǝliŋ (Maastricht) De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.] I-12
varken van drie tot vijf maanden broeiling: brø̄.leŋ (Maastricht), brø̄i̯leŋ (Maastricht), brø̄leŋ (Maastricht) Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.] I-12