e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vat, maat van 30 liter vat: vaat (Maastricht), (vloeistof).  vaat (Maastricht), vloeistof (beer).  vaat (Maastricht) de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)] III-4-4
vat, ton ton: ton (Maastricht), tǫn (Maastricht), vat: vāt (Maastricht) Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.] II-12
vat, ton (naar inhoud) aam: ǭm (Maastricht), anker: āŋkǝr (Maastricht), half stuk: hāf stø̜k (Maastricht  [(benaming voor een wijnvat van ¬± 110 liter)]  ), halve aam: hāf˱ ǭm (Maastricht), halve ton: hāf tǫn (Maastricht), kwartje: kwārtšǝ (Maastricht), okshoofd: ǫkshōf (Maastricht  [(benaming voor een wijnvat van ¬± 220 liter)]  ), stuk: stø̜k (Maastricht  [(benaming voor een wijnvat van ¬± 220 liter)]  ), ton: tǫn (Maastricht), voeder: vūjǝr (Maastricht  [(1000 tot 2000 liter)]  ) In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.] II-12
vechten vechten: vgl. Maastricht Wb. (pag. 450): vechten, vechte. Het woord is niet zeer gebr. (gwl. zich kloppe, roemele, beurstele enz.) en komt meestal refl. voor: ze höbbe zich gevech.  faextə (Maastricht), vechte (Maastricht, ... ), vegtə (Maastricht), vèèchtə (Maastricht), zich borstelen: vgl. Maastricht Wb. (pag. 450): vechten, vechte. Het woord is niet zeer gebr. (gwl. zich kloppe, roemele, beurstele enz.) en komt meestal refl. voor: ze höbbe zich gevech.  zich beurstele (Maastricht), zich kloppen: vgl. Maastricht Wb. (pag. 450): vechten, vechte. Het woord is niet zeer gebr. (gwl. zich kloppe, roemele, beurstele enz.) en komt meestal refl. voor: ze höbbe zich gevech.  kloppe (Maastricht), zich kloppe (Maastricht), ziech kloppe (Maastricht), zig kloppə (Maastricht), zich knobbelen: ziech knebbele (Maastricht), zich rechten: zich rechte (Maastricht), zich rommelen: vgl. Maastricht Wb. (pag. 450): vechten, vechte. Het woord is niet zeer gebr. (gwl. zich kloppe, roemele, beurstele enz.) en komt meestal refl. voor: ze höbbe zich gevech.  zich roemele (Maastricht), zich tokken: zig toekə (Maastricht) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
vechten: een pak slaag geven afranselen: aofransələ (Maastricht) ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
vechthaan lombardische haan: lampǝrsǝn hǭn (Maastricht) Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
vee beesten: bestǝ (Maastricht), bistǝ (Maastricht), vee: vi (Maastricht), (Maastricht) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
vee fokken fokken: fǫkǝ (Maastricht) Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.] I-11
vee houden houden: hau̯ǝ (Maastricht) Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a] I-11
veearts beestendokter: bistǝndǫktǝr (Maastricht), paardendokter: pērdǝndǫktǝr (Maastricht), veearts: viarts (Maastricht), veedokter: vidǫktǝr (Maastricht) [JG 1a, 1b; Vld.; monogr.] I-11