25255 |
vat, maat van 30 liter |
vat:
vaat (Q095p Maastricht),
(vloeistof).
vaat (Q095p Maastricht),
vloeistof (beer).
vaat (Q095p Maastricht)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32342 |
vat, ton |
ton:
ton (Q095p Maastricht),
tǫn (Q095p Maastricht),
vat:
vāt (Q095p Maastricht)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
32344 |
vat, ton (naar inhoud) |
aam:
ǭm (Q095p Maastricht),
anker:
āŋkǝr (Q095p Maastricht),
half stuk:
hāf stø̜k (Q095p Maastricht
[(benaming voor een wijnvat van ± 110 liter)]
),
halve aam:
hāf˱ ǭm (Q095p Maastricht),
halve ton:
hāf tǫn (Q095p Maastricht),
kwartje:
kwārtšǝ (Q095p Maastricht),
okshoofd:
ǫkshōf (Q095p Maastricht
[(benaming voor een wijnvat van ± 220 liter)]
),
stuk:
stø̜k (Q095p Maastricht
[(benaming voor een wijnvat van ± 220 liter)]
),
ton:
tǫn (Q095p Maastricht),
voeder:
vūjǝr (Q095p Maastricht
[(1000 tot 2000 liter)]
)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.]
II-12
|
21284 |
vechten |
vechten:
vgl. Maastricht Wb. (pag. 450): vechten, vechte. Het woord is niet zeer gebr. (gwl. zich kloppe, roemele, beurstele enz.) en komt meestal refl. voor: ze höbbe zich gevech.
faextə (Q095p Maastricht),
vechte (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
vegtə (Q095p Maastricht),
vèèchtə (Q095p Maastricht),
zich borstelen:
vgl. Maastricht Wb. (pag. 450): vechten, vechte. Het woord is niet zeer gebr. (gwl. zich kloppe, roemele, beurstele enz.) en komt meestal refl. voor: ze höbbe zich gevech.
zich beurstele (Q095p Maastricht),
zich kloppen:
vgl. Maastricht Wb. (pag. 450): vechten, vechte. Het woord is niet zeer gebr. (gwl. zich kloppe, roemele, beurstele enz.) en komt meestal refl. voor: ze höbbe zich gevech.
kloppe (Q095p Maastricht),
zich kloppe (Q095p Maastricht),
ziech kloppe (Q095p Maastricht),
zig kloppə (Q095p Maastricht),
zich knobbelen:
ziech knebbele (Q095p Maastricht),
zich rechten:
zich rechte (Q095p Maastricht),
zich rommelen:
vgl. Maastricht Wb. (pag. 450): vechten, vechte. Het woord is niet zeer gebr. (gwl. zich kloppe, roemele, beurstele enz.) en komt meestal refl. voor: ze höbbe zich gevech.
zich roemele (Q095p Maastricht),
zich tokken:
zig toekə (Q095p Maastricht)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21800 |
vechten: een pak slaag geven |
afranselen:
aofransələ (Q095p Maastricht)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34466 |
vechthaan |
lombardische haan:
lampǝrsǝn hǭn (Q095p Maastricht)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34266 |
vee |
beesten:
bestǝ (Q095p Maastricht),
bistǝ (Q095p Maastricht),
vee:
vi (Q095p Maastricht),
vī (Q095p Maastricht)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34269 |
vee fokken |
fokken:
fǫkǝ (Q095p Maastricht)
|
Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.]
I-11
|
34268 |
vee houden |
houden:
hau̯ǝ (Q095p Maastricht)
|
Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a]
I-11
|
34270 |
veearts |
beestendokter:
bistǝndǫktǝr (Q095p Maastricht),
paardendokter:
pērdǝndǫktǝr (Q095p Maastricht),
veearts:
viarts (Q095p Maastricht),
veedokter:
vidǫktǝr (Q095p Maastricht)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|