e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peettante paat: pōͅ:t (Mal) meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peilmerk pegel: pęjgǝl (Mal), peil: pajl (Mal) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
pekel pekel: pīkǝl (Mal) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip kuip: kǫwp (Mal), pekelkuip: pīkǝlkawp (Mal) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
persen werken: werken (Mal) Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] I-11
pet met opstaand bovenstuk kepie: keppie (Mal) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen klak: klak (Mal) pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3
peul schaal: šeͅi̯lə (Mal), schel: sxɛlə (Mal) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] III-2-3
peul, dop (znw) schaal: sxoͅlə (Mal), schel: šɛlə (Mal) [N Q (1966)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: puəjlə (Mal), schalen: šø̄lə (Mal) [N Q (1966)] I-7