20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətróódə vróó (Q180p Mal)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getaaige (Q180p Mal)
|
getuigen [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33388 |
getuigrek |
trique (fr.):
trek (Q180p Mal)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|
21322 |
gevangenis |
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
prisong (Q180p Mal)
|
gevangenis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
gēͅvər (Q180p Mal)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gevulig (Q180p Mal)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
doof:
dōāf (Q180p Mal)
|
in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwɛlǝf (Q180p Mal)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.]
II-9
|
25610 |
gewicht verliezen |
uitbakken:
ǫwtbakǝ (Q180p Mal)
|
Het verliezen van gewicht bij het bakken van het brood. Volgens de informant van L 270 houdt dit verlies aan gewicht ± 10% in. [N 29, 48]
II-1
|
26649 |
gewichten |
gewichten:
gǝwixtǝ (Q180p Mal)
|
De gewichten van de bascule moesten jaarlijks geijkt worden door een overheidsfunctionaris. Zie ook het lemma ɛijkenɛ. Elke molenaar had gewichten van 20, 10, 5, 2, 1 en 0,5 kg.' [Coe 261; Grof 286]
II-3
|