e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

Gevonden: 1732
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte bergje: e bergske (Mal) heuvel [ZND 34 (1940)] III-4-4
hielstuk van een schoen vers: vas (Mal) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hijswerktuig poulain): palǭ (Mal), ratel: rōtǝl (Mal) Hijswerktuig waarmee het rund omhoog wordt getakeld, voordat het verder verwerkt wordt. Ouder is het werken met touwen of kettingen over de balk in de schuur. Dit gebeurt met mankracht. Vergelijk het lemma ''ophijsen''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 67] II-1
hoed (alg.) hoed: hoed (Mal) hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3
hoed: spotnamen klak: klak (Mal), muts: [moets]  muts, moets (Mal), pots: pots (Mal) hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hy.ǝ (Mal), hyǝn (Mal) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoedenspeld knoopsspengel: knoepsspengel (Mal) speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)] III-1-3
hoef van de koe voet: vūt (Mal) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11
hoefijzer hoefijzer: huf˱aj˱zǝr (Mal) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11
hoek van een stuk land tip: tøp (Mal) Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.] I-8