e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vijlen vijlen: vīlǝ (Margraten) Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.] II-12
vijver kuil: kul (Margraten) Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.] I-8
vinger vinger: vinger (Margraten), viŋər (Margraten) vinger [DC 01 (1931)], [RND] III-1-1
vingerlid vingerlid: vingerleed (Margraten) (vinger)kootje [DC 01 (1931)] III-1-1
vink boekvink: bookvink (Margraten) Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] III-4-1
viool fiengelieng: In: Veldeke, jg. 38 (1963), nr. 207, p. 8 - voetnoot 11.  fingelien (Margraten), In: Veldeke, jg. 39 (1964), nr. 216/217, p. 107 - voetnoot 34.  fingelien (Margraten) Viool. III-3-2
vlaai vla: (vlaai).  vla (Margraten) Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met deegdeksel taartenpom: tartepom (Margraten), toeslag: toewsjlaag (Margraten) Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg leddertjesvla: ludderkesvla (Margraten), taart: toert (Margraten) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaienvulling spijs: sjpies (Margraten) Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3