e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

Gevonden: 1565
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klieven klieven: klē̜vǝ (Margraten) Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] II-12
klikspaan kletswijf: kletsjwief (Margraten) klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)] III-3-1
klokhuis kits: kietsj (Margraten) Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)] III-2-3
kluit aarde klot: klǫt (Margraten), knab: knab (Margraten), knode: knǭ (Margraten), knǭǝ (Margraten), schoon: šōǝn (Margraten) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
knecht, algemeen boerenknecht: būrǝknɛx (Margraten), daghuurder: dāxø̄rdǝr (Margraten), domestique (fr.): dǫmǝstīk (Margraten), knecht: knɛx (Margraten), vreemde lui: vrɛ̄m lyi̯ (Margraten  [(tegenover ēgǝ lyi̯)]  ), werklui (coll.): werǝklȳi̯ (Margraten) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden botter kneden: [botter] knē̜ (Margraten) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
kneu sijsje: sijskə (Margraten) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] III-4-1
knie knie: kne. (Margraten), knēe (Margraten) knie [DC 01 (1931)], [RND] III-1-1
knikker huif: In: Veldeke, jg. 36 (1961), nr. 196, p. 6 - voetnoot 4.  (glaazere) huijve (Margraten), In: Veldeke, jg. 39 (1964), nr. 216/217, p. 107 - voetnoot 37.  huujve (Margraten) Knikkers. III-3-2
knollen uittrekken kruiden: krūǝ (Margraten), uitgraven: utgrāvǝ (Margraten), uitrijten: utritǝ (Margraten) In oktober worden de bieten geoogst. Vroeger werden ze met een riek uitgestoken, later met een speciaal stuk gereedschap, zie het lemma Bietenrooier. Het bleef zwaar werk. Het object van het werkwoord is steeds "knollen" zoals in het lemma Knolvoer, Rapen (Coll.). Vergelijk ook het lemma Aardappels Rooien. [N Q, 11a; monogr.; add. uit Goossens 1963, kaart 17] I-5