e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoensmeer blink: blink (Martenslinde, ... ) schoensmeer (blink) [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] III-1-3, III-2-1
schoenveter staartel: statəl (Martenslinde) Nestel (van den schoen; fr. lacet). [ZND 05 (1924)] III-1-3
schoffel schoffel: šu.fǝl (Martenslinde) Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7] I-5
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: šu.fǝlǝ (Martenslinde) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5
schoftzadel zadel: zǭǝl (Martenslinde) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schoondochter schoondochter: sjundóchtər (Martenslinde) schoondochter [ZND 06 (1924)] III-2-2
schoonmoeder schoonmoeder: sjunmōēdər (Martenslinde) schoonmoeder [ZND 06 (1924)] III-2-2
schoonvader schoonvader: sjunvaodər (Martenslinde) schoonvader [ZND 06 (1924)] III-2-2
schoonzoon schoonzoon: sjunzoun (Martenslinde) schoonzoon [ZND 06 (1924)] III-2-2
schoonzuster schoonzuster: sjunzĭĕstər (Martenslinde, ... ), zwegerse: zwèègəsə (Martenslinde, ... ) schoonzuster [ZND 06 (1924)], [ZND 11 (1925)] III-2-2