e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veter staartel: statǝl (Martenslinde) Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi] II-10
veulen veulen: vi̯ø̜.lǝ (Martenslinde) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9
vierdeel eieren vierdelaar: viędǝlēr (Martenslinde) Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.] I-12
vieruursboterham caf-drinken, het -: kafe dreŋkə (Martenslinde, ... ), koffiedrinken, het -: kofidreŋkə (Martenslinde) de maaltijd die gewoonlijk rond vier uur in de namiddag gebruikt wordt, het vieruurtje [ZND 06 (1924)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
vijf centiem knabje: e knepke (Martenslinde) Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)] III-3-1
vijfentwintig centiem kwartje: e kwerche (Martenslinde) Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)] III-3-1
vijver wijer: wajǝr (Martenslinde) Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.] I-8
vinger vinger: venger (Martenslinde), viŋər (Martenslinde) Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] III-1-1
violier flier: flier (Martenslinde), violier: flier (Martenslinde) Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)] I-7, III-2-1
viooltje viooltje: fieelke (Martenslinde) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7