19712 |
vork |
fourchette:
vəršeͅt (Q089p Martenslinde),
gaffel:
gafəl (Q089p Martenslinde)
|
vork (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
33811 |
vos, vospaard |
voes:
vus (Q089p Martenslinde)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
18279 |
vouw |
vouw:
ən vēͅ (twē vēͅə) (Q089p Martenslinde)
|
vouw (twee vouwen) [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
17923 |
vouwen |
plooien:
Gebruikelijker.
ploiə (Q089p Martenslinde),
vouwen:
vēͅə (Q089p Martenslinde)
|
ik zal het in vieren vouwen [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
21398 |
vreemde (man) |
vreemde man:
ənəvremdəman (Q089p Martenslinde)
|
Een vreemde man. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
32943 |
vregelpaal |
tap:
tap (Q089p Martenslinde)
|
In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.]
I-3
|
32944 |
vregelstok |
vregelstek:
vrēgǝlstęk (Q089p Martenslinde)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kammeroaten (Q089p Martenslinde)
|
vrienden [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
25203 |
vriesweer |
gevroor:
ps. boven de ë staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
(h)ətxəvrër (Q089p Martenslinde)
|
vorst (vriesweer) [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
20276 |
vroedvrouw |
wijsvrouw:
waaisvroo (Q089p Martenslinde),
waizvro (Q089p Martenslinde),
wijzevrouw:
weizəvro (Q089p Martenslinde)
|
Hoe noemt men de (gediplomeerde) vrouw die helpt bij de geboorte, indien er geen dokter aanwezig is? (nld. vroedvrouw) [ZND 46 (1946)] || vroedvrouw [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|