e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bretel help: helpə (Martenslinde) draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3
breuk breuk: briiēk (Martenslinde) breuk [ZND 01 (1922)] III-1-2
brief brief: brīf (Martenslinde) brief [ZND 01 (1922)] III-3-1
briesen briesen: brīsǝ (Martenslinde), pruisen: prǭ.sǝ (Martenslinde) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
bril bril: brel (Martenslinde) Verzwaard, dwars sluithout waardoor de vregelpaal gestoken werd. De vregelpaal is een boom die overlangs in de bak van de hoogkar ligt en die, samen met de vregelstok en het bindtouw, gebruikt wordt om het hooi vast te zetten (voor meer uitleg zie WLD I.3, onder de lemmata touw om het hooi vast te sjorren, vregelpaal en vregelstok). Zoals op de kaart duidelijk blijkt, is dit systeem vooral in gebruik in de streken met de meest vruchtbare grond, m.n. in het Maasland en in het zuidoosten van Haspengouw. [N 17, 14b; JG 1b; JG 2c] I-13
broeden, op eieren zitten broeden: brīi̯ǝ (Martenslinde), brīǝn (Martenslinde) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broeder broeder: brūdər (Martenslinde), brūr (Martenslinde, ... ) Broeder. [ZND 01 (1922)], [ZND 11 (1925)] || Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] III-3-3
broek broek: bruk (Martenslinde) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen broek: broek (Martenslinde), bruk (Martenslinde) broek [ZND 01 (1922)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] III-1-3
broer broer: brōēr (Martenslinde), 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  brōēr (Martenslinde) broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] || broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)] III-2-2