e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  dood (Martenslinde) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  dood (Martenslinde), dóót (Martenslinde, ... ) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doodkist doodskist: znd 33, 38;  dodskis (Martenslinde), zerk: znd 33, 38;  zerk (Martenslinde) een doodkist [ZND 33 (1940)] III-2-2
doodskist doodskist: znd 33, 38;  dodskis (Martenslinde), zerk: znd 33, 38;  zerk (Martenslinde) Doodkist. [ZND 33 (1940)] III-3-3
doof doof: dōf (Martenslinde), heu do:v az enə pot (Martenslinde), hè es zoo doof es en troeffel (Martenslinde) doof [ZND 01 (1922)] || hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)] III-1-1
doofstom doofstom: doofstom (Martenslinde) Hij is doofstom [ZND 33 (1940)] III-1-1
dooien dooien: doiə (Martenslinde, ... ), klenteren: kleͅntərə (Martenslinde, ... ), ontlaten: ontloͅtə (Martenslinde, ... ) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
dooier door: duǝr (Martenslinde), du̯ø̜r (Martenslinde) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doop doop: dōp (Martenslinde) Doop. [ZND 01 (1922)] III-3-3
doopvont doopvont: jonger; vroeger meer vent  doopfont (Martenslinde), vont: ouder, tegenwoordig meer doopfont  vent (Martenslinde) Doopvont. [ZND 01 (1922)] III-3-3