33755 |
fokmerrie |
veulensmeer:
vi̯ø̜.lǝsmē̜r (Q089p Martenslinde)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
baggelzoog:
bágǝlzu̯ox (Q089p Martenslinde)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
ongevraagde en onbepaalde beloning voor een dienst
dri[e}nkge;t (Q089p Martenslinde)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
Hè zol fərtíen mōͅke (Q089p Martenslinde)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboos (Q089p Martenslinde)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
18784 |
franje |
fronjel:
fronžəl (Q089p Martenslinde)
|
franje [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
Ve hebbən in Vrankrək gəzètə (Q089p Martenslinde)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
20586 |
fruit bewaren |
mouten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
mōtə (Q089p Martenslinde)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
frēt (Q089p Martenslinde),
frēͅt (Q089p Martenslinde)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
17807 |
gaan |
gaan:
goin (Q089p Martenslinde)
|
gaan [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|