e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kriel gries: grīs (Martenslinde) Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e] II-3
krols rollig: reͅləx (Martenslinde) moerkat, vrouwlijke kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
kruidwis kruidwis: kro:twes of iels (artemidio officinalis): alsem  kro:twes (Martenslinde) Welke kruiden doet (deed) men in die kruidwis? [ZND 17 (1935)] III-3-2
kruidwis wijden {ja}: bestaat nog algemeen  / (Martenslinde) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] III-3-2
kruien kruien: krau̯ǝ (Martenslinde), varen: vārǝ (Martenslinde) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krook (Martenslinde), krōk (Martenslinde) kruik [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruim binnenste, het -: binneste (Martenslinde) kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruin kruin: kroon (Martenslinde), krōn (Martenslinde) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin [ZND 01 (1922)] III-1-1
kruis kruis: e krees, twee kreezer (Martenslinde), krēs (Martenslinde), krē.s (Martenslinde) Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruis. [ZND 01 (1922)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-9, III-3-3
kruisbeeld crucifix (<lat.): krysəfiks (Martenslinde) Crucifix. [ZND 01 (1922)] III-3-3