26629 |
kriel |
gries:
grīs (Q089p Martenslinde)
|
Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e]
II-3
|
20120 |
krols |
rollig:
reͅləx (Q089p Martenslinde)
|
moerkat, vrouwlijke kat [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
22580 |
kruidwis |
kruidwis:
kro:twes of iels (artemidio officinalis): alsem
kro:twes (Q089p Martenslinde)
|
Welke kruiden doet (deed) men in die kruidwis? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
22701 |
kruidwis wijden |
{ja}:
bestaat nog algemeen
/ (Q089p Martenslinde)
|
Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
26082 |
kruien |
kruien:
krau̯ǝ (Q089p Martenslinde),
varen:
vārǝ (Q089p Martenslinde)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
19581 |
kruik |
kruik:
krook (Q089p Martenslinde),
krōk (Q089p Martenslinde)
|
kruik [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
20712 |
kruim |
binnenste, het -:
binneste (Q089p Martenslinde)
|
kruim [ZND 29 (1938)]
III-2-3
|
17573 |
kruin |
kruin:
kroon (Q089p Martenslinde),
krōn (Q089p Martenslinde)
|
de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
17649 |
kruis |
kruis:
e krees, twee kreezer (Q089p Martenslinde),
krēs (Q089p Martenslinde),
krē.s (Q089p Martenslinde)
|
Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruis. [ZND 01 (1922)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-9, III-3-3
|
23203 |
kruisbeeld |
crucifix (<lat.):
krysəfiks (Q089p Martenslinde)
|
Crucifix. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|