e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kneuzen blutsen: blutsjen? (Mechelen) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knevels gebitskruk: gǝbetskrøk (Mechelen) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: knee (Mechelen), knēj (Mechelen), kné: (Mechelen), knì: (Mechelen) knie [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
knieband voor een stier of kalf knieband: (mv)  knēbɛŋ (Mechelen) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
kniezen kniezen: kniesje (Mechelen) kniezen [SGV (1914)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepe (Mechelen), pitsen: pitsje (Mechelen) knellen [SGV (1914)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikkebenen in de knie?n hangen: der hingt ingen knee (Mechelen) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikker huif: huuf (Mechelen), mit huuve spiejele (Mechelen) knikker [SGV (1914)] || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knikkeren knippen: knippe (Mechelen), #NAME?  knippe (Mechelen), (= knikkeren in een ring).  knippe (Mechelen), met huiven spelen: mit huuve spiejele (Mechelen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knikkertermen uit: (= een knikker uit den kring).  een oet enz. (Mechelen), verbrand: (= als de knikker van een der spelers bij ongeluk in den kring (hier rink) komt).  verbrant (Mechelen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2