e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4069
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
cavalier ruiter: rüter (Mechelen), vrijer: vrèjer (Mechelen) Cavelier [SGV (1914)] III-3-1
cel cel: cel (Mechelen) Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56] II-6
cent cent: cent (Mechelen, ... ), sang: unne sang (Mechelen) cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)] III-3-1
centerboor centerboor: sɛntǝrbǭr (Mechelen) Boorijzer voor hout waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt die de boor leidt. Aan de ene zijde van deze punt bevindt zich een voorsnijder die het te boren gat afschrijft en uitsnijdt en aan de andere zijde een soort gutsje dat het hout binnen de afgeschreven omtrek uitschaaft. Vgl. afb. 74c. Zie ook het lemma ɛcenterboor, schijfboorɛ in Wld II.11, pag. 77-78. Het betreft daar een vergelijkbaar type boor dat gebruikt wordt om grote cirkelvormige gaten in metaal(plaat) aan te brengen.' [N 53, 163a; N G, 31d; monogr.] II-12
centiem centiem: centiem (Mechelen), enge centiem (Mechelen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  sentīēm (Mechelen) koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
cervelaatworst belsterworst: belsterwoasj (Mechelen), droogworst: drŭŭgwoasj (Mechelen), plokworst: blokwoasj (Mechelen) cervelaatworst [N 06 (1960)] || droogworst [N 06 (1960)] || plokworst [N 06 (1960)] III-2-3
cichorei suikerij: sŏĕkerēj (Mechelen) cichorei [SGV (1914)] III-2-3
cirkel, kring cirkel: cirkel (Mechelen), ring: rink (v) (Mechelen) cirkel [SGV (1914)] || kring [SGV (1914)] III-4-4
cirkelzaagmachine cirkelzeeg: serkǝlzē̜x (Mechelen) Zaagmachine met een cirkelvormig zaagblad. Het zaagblad is verticaal op een as onder de zaagtafel bevestigd en steekt er door een gleuf gedeeltelijk bovenuit. [N 53, 17; monogr.] II-12
colbertjasje kort jasje: kot jèske (Mechelen, ... ) colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] III-1-3