e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruidwijding kruidwijdingdag: kroetwingdaag (Mechelen) O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)] III-3-3
kruidwis kruidwis: Opm. netals Eng. Å.  kroetweejsj (Mechelen) Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] III-3-3
kruien schurgen: šørǝgǝ (Mechelen) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: kroek (Mechelen) kruik [SGV (1914)] III-2-1
kruim greumel: grø͂ͅməl (Mechelen), ziel: Syst. WBD  zīēël (Mechelen) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] || kruim [SGV (1914)] III-2-3
kruin kruin: krung (Mechelen), kruung (Mechelen), krûûng (Mechelen), krüng (Mechelen) kruin [SGV (1914)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruis kruis: kryts (Mechelen), krøts (Mechelen), krüts (Mechelen), mik: mik (Mechelen) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || kruis [SGV (1914)] I-11, III-1-1, III-3-3
kruisarmen van het spoorwiel speken: špēkǝ (Mechelen), špęjkǝ (Mechelen) De vier gekruiste balken midden in het spoorwiel van de rosmolen. [N D, 27] II-3
kruisbeeld kruis: kruuts (Mechelen) Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3
kruisbeen heupen: hø̜̄ǝpǝ (Mechelen), kruisbeen: krøtsbē (Mechelen) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11