21471 |
betalen |
betalen:
betaale (Q204a Mechelen),
over de brug komen:
uver de bruk kaome (Q204a Mechelen)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
dikke lucht:
dikke lōē.t (Q204a Mechelen),
zich gaan betrekken:
de loe-et geet zich betrekke (Q204a Mechelen)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
31759 |
beugelzaag |
boogzeeg:
bǭx˲zē̜x (Q204a Mechelen)
|
Handzaag, bestaande uit een boogvormige, metalen beugel waarin een, meestal grofgetand zaagblad kan worden gespannen. De zaag wordt onder meer gebruikt om brandhout te zagen, palen in te korten, etc. [N 53, 6a; N 75, 116b; N G, 22a; monogr.]
II-12
|
24561 |
beuk |
beuk:
-
beuk (Q204a Mechelen),
V.
beuk (Q204a Mechelen)
|
beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beukenutjes (Q204a Mechelen)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
20180 |
bevallen |
in de kraam komen:
in der kroam kaomme (Q204a Mechelen)
|
levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
(o.).
bevel (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
bevel [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
razelen:
rāzǝlǝ (Q204a Mechelen)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerhok:
vōrhǫk (Q204a Mechelen),
voerij:
[voerij] (Q204a Mechelen)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
25231 |
bewolking |
lucht:
lōē.t (Q204a Mechelen),
wolken:
de woke (Q204a Mechelen)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|