e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4070
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betalen betalen: betaale (Mechelen), over de brug komen: uver de bruk kaome (Mechelen) Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] III-3-1
betrekken (lucht) dikke lucht: dikke lōē.t (Mechelen), zich gaan betrekken: de loe-et geet zich betrekke (Mechelen) dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] III-4-4
beugelzaag boogzeeg: bǭx˲zē̜x (Mechelen) Handzaag, bestaande uit een boogvormige, metalen beugel waarin een, meestal grofgetand zaagblad kan worden gespannen. De zaag wordt onder meer gebruikt om brandhout te zagen, palen in te korten, etc. [N 53, 6a; N 75, 116b; N G, 22a; monogr.] II-12
beuk beuk: -  beuk (Mechelen), V.  beuk (Mechelen) beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3
beukennootje beukennootje: -  beukenutjes (Mechelen) beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3
bevallen in de kraam komen: in der kroam kaomme (Mechelen) levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)] III-2-2
bevel bevel: (o.).  bevel (Mechelen, ... ) bevel [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
bevend schudden met de huid razelen: rāzǝlǝ (Mechelen) Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal voerhok: vōrhǫk (Mechelen), voerij: [voerij] (Mechelen) De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c] I-6
bewolking lucht: lōē.t (Mechelen), wolken: de woke (Mechelen) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4