21579 |
onderhandelen |
in handel zijn:
in handel zieje (Q204a Mechelen),
niet akkoord zijn:
neet akkoord zien (Q204a Mechelen),
onderhandelen:
onderhandele (Q204a Mechelen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21351 |
onderhands |
uit de hand:
oet der hant (Q204a Mechelen)
|
onderhandsch [SGV (1914)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
e sjun hemp (Q204a Mechelen),
hemp (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
hémd (Q204a Mechelen)
|
hemd [SGV (1914)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
onderschorts:
onderschots (Q204a Mechelen)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpeluw:
høͅpəl (Q204a Mechelen)
|
peluw [SGV (1914)]
III-2-1
|
17619 |
onderlip |
onderlip:
ònderlìp (Q204a Mechelen),
óndərlìp (Q204a Mechelen),
onderste lip:
undešte lip (Q204a Mechelen)
|
onderlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18315 |
onderrok |
onderrok:
onderrok (Q204a Mechelen),
onderschorts:
oondersjêûts (Q204a Mechelen)
|
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30430 |
onderslagbalk |
draagbalk:
drāx˱balǝk (Q204a Mechelen),
onderslagbalk:
oŋǝršlāx˱balǝk (Q204a Mechelen)
|
De balk die ter versteviging haaks onder een balklaag doorloopt. [N 54, 119a; N 54, 119b]
II-9
|
33941 |
onderstangen |
stanger:
štaŋǝr (Q204a Mechelen)
|
De twee naar onder stekende ijzeren delen van een bit dat gebruikt wordt om meer druk op de bek van het paard te kunnen uitoefenen. [N 13, 48]
I-10
|
33438 |
onderste balken van de schelf |
beierdshouter:
bɛi̯šhōtǝr (Q204a Mechelen)
|
De onderste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balken of boomstammetjes die op de gebintbalken rusten en naast elkaar gelegd de onderste laag van de schelf vormen. Zij zijn meestal rond. Zie ook het lemma "balken van de zolder boven de dorsvloer" (3.2.5). Zjidden is oorspronkelijk aan het Franse ''gîtes'' , dat in het volgend lemma in de term ''contre-gîtes'' voorkomt, ontleend, met herinterpretatie van de ''t'' tot een ''d'' vanuit het enkelvoud. Zie ook afbeelding 16.a bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1).' [N 4, 68; N 4A, 13a; monogr.]
I-6
|