e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
miltkuilen miltkuilen: (enk)  mēltkyl (Meerlo) Holten in het lijf van een niet fraai gebouwde koe. [N 3A, 146; monogr.] I-11
min, voedster min: min (Meerlo), voedster: (komt nauwelijks voor).  voedster (Meerlo) voedster || voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)] III-2-2
minderen minderen: mindere (Meerlo) minderen [SGV (1914)] III-1-3
minderjarig minderjarig: minderjoarig (Meerlo), niet mondig: nog niej mundig (Meerlo) minderjarig [SGV (1914)] III-2-2
miskraam miskraam: miskroam (Meerlo), misval: misval (Meerlo), opslag: ópslag (Meerlo) miskraam || Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)] III-2-2
mismaakt mismaakt: mismakt (Meerlo) mismaakt [SGV (1914)] III-1-2
mispel mispel: mīspel (Meerlo) mispelaar, vrucht III-4-3
missen in het beugelspel flatsen: 1) Met nattig geluid neervallen, uitslaan, neerkwakken.  flatse (Meerlo) 2) Misgooien met de bal bij het beugelen. III-3-2
modder, slijk moer: moeër (Meerlo) modder, mengsel van aarde, vuil, allerlei organische stoffen met water [plamei, debber, pladedder, moor, dedder, plamoes, moes, kwet, drabbik, dwal] [N 81 (1980)] III-4-4
modderkruiper metkort: metkort (Meerlo), weeraal: wèèrāōl (Meerlo) weeraal III-4-2