e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dood (zn.) dood: doeëd (Meerlo, ... ) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || dood (zn.) III-2-2
doodgraver doodgraver: doeëdgrèver (Meerlo), grafmaker: een van de buren die het graf moet delven  grafmäker (Meerlo) doodgraver || grafdelver III-2-2
doodlopende weg doodlopende weg: doeëdloeëpende wèg (Meerlo) een doodlopende weg (cul-de-sac, keerweg) [N 90 (1982)] III-3-1
doodskist doodskist: dodskiest (Meerlo, ... ) doodskist || Doodskist. III-2-2, III-3-3
doodskleed doodshemd: dodshemd (Meerlo), doodsmantel: doodsmantel (Meerlo) doodshemd || doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] III-2-2
doof doof: dooif (Meerlo) doof [SGV (1914)] III-1-1
doofpot doofpot: duəfpoͅt (Meerlo) doofpot III-2-1
dooien dooien: döje (Meerlo), dø͂ͅje (Meerlo) dooien [SGV (1914)] III-4-4
dooier (het) geel: gē̜l (Meerlo) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doop doop: dĕŭip (Meerlo) doop [SGV (1914)] III-3-3