e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fooi fooi: foeëi (Meerlo) de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] III-3-1
fopspeen lots: loets (Meerlo) fopspeen III-2-2
framboos framboos: mv: -e  framboo:se* (Meerlo) [DC 13 (1945)] I-7
franje franjel: franjels (Meerlo), franjǝl (Meerlo) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
freesbank, freesmachine frees: frē̜s (Meerlo) Een werkbank waarop freeswerkzaamheden worden uitgevoerd. De freesbank bestaat uit een verstelbare tafel en een as waarop een frees, een cirkelvormige stalen schijf met fijne inkervingen of tanden, kan worden vastgezet. Wanneer de frees draait snijden de tanden of inkervingen zeer kleine spanen van het te bewerken metalen voorwerp af totdat dit de vereiste vorm heeft gekregen. Het werkstuk rust daarbij op de tafel. [N 33, 350a; monogr.] II-11
fret fret: frét (Meerlo) Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)] III-4-2
fris weer fris: fris (Meerlo) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
fronsen rimpels trekken: ien reempels trekke (Meerlo) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit bewaren muiken: mōĭjke (Meerlo), moͅi̯əkə (Meerlo), muəkə (Meerlo) halfrijpe appels en peren laten rijpen in een moeëk || meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)] III-2-3
fruit eten groezen: groeze (Meerlo), grūzə (Meerlo) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] || veel fruit eten III-2-3