19326 |
koppig zijn |
bokken:
bokke (L217p Meerlo)
|
koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20109 |
korenbloem |
korenbloem:
kǭrǝblum (L217p Meerlo),
-
kaorebloem (L217p Meerlo)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)]
I-5, III-4-3
|
32536 |
korf |
korf:
kø̜̄rǝf (L217p Meerlo)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.]
II-12
|
25286 |
korrel, maat van 0,1 gram |
korrel:
korrel (L217p Meerlo)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 0,1 gram [korrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20617 |
korst |
broodkorst:
bruətkōrst (L217p Meerlo)
|
broodkorst
III-2-3
|
17797 |
kort geknipt haar |
kale kop:
kale kop (L217p Meerlo)
|
overal kort geknipt hoofdhaar [tieters] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (L217p Meerlo)
|
dempig [SGV (1914)]
III-1-2
|
34520 |
kortwieken |
afsnijden:
afsnēi̯ǝ (L217p Meerlo)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
21876 |
kostbaar |
durabel (<fr.):
durabel (L217p Meerlo)
|
veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23274 |
koster |
koster:
kö:stər (L217p Meerlo)
|
koster [RND]
III-3-3
|