e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppig zijn bokken: bokke (Meerlo) koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] III-1-4
korenbloem korenbloem: kǭrǝblum (Meerlo), -  kaorebloem (Meerlo) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)] I-5, III-4-3
korf korf: kø̜̄rǝf (Meerlo) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
korrel, maat van 0,1 gram korrel: korrel (Meerlo) de maat die een gewicht aangeeft van 0,1 gram [korrel] [N 91 (1982)] III-4-4
korst broodkorst: bruətkōrst (Meerlo) broodkorst III-2-3
kort geknipt haar kale kop: kale kop (Meerlo) overal kort geknipt hoofdhaar [tieters] [N 86 (1981)] III-1-1
kortademig dempig: dempig (Meerlo) dempig [SGV (1914)] III-1-2
kortwieken afsnijden: afsnēi̯ǝ (Meerlo) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kostbaar durabel (<fr.): durabel (Meerlo) veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1
koster koster: kö:stər (Meerlo) koster [RND] III-3-3