20707 |
krentenbrood |
krentenweg:
krēntəwɛx (L217p Meerlo),
plats:
plats (L217p Meerlo),
pruimpjesweg:
pruumkesweg (L217p Meerlo),
prymkəswɛx (L217p Meerlo)
|
krentenbrood [SGV (1914)] || krentenmik || platrond wittebrood met krenten en succade, of met kandijsuiker al of niet met succade
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
kreukel:
kreukel (L217p Meerlo)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
kreukelen:
kreukeld (L217p Meerlo)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18875 |
kreunen |
kermen:
kerme (L217p Meerlo),
kreunen:
kreune (L217p Meerlo)
|
een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)] || kreunen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kermen:
kerme (L217p Meerlo)
|
Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24893 |
kreupelhout |
onderhout:
eigen spellingsysteem
onderhōlt (L217p Meerlo)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34465 |
krielkip |
krielhen:
krilhɛn (L217p Meerlo)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
krīēge (L217p Meerlo)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22351 |
krijgertje spelen |
grijpertje spelen:
grieperke (L217p Meerlo),
tik spelen:
tèèk speule (L217p Meerlo)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] || Krijgertje spelen.
III-3-2
|
24198 |
krijsen |
krijsen:
kriese (L217p Meerlo)
|
een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|