17610 |
lange neus |
lange gevel:
enne lange gevel (L217p Meerlo)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24906 |
lange tijd |
lang:
lang (L217p Meerlo)
|
een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24418 |
langpootmug |
langpootmug:
eigen spellingsysteem
langpoeëtmug (L217p Meerlo)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
langzoam (L217p Meerlo)
|
langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lucht:
leucht (L217p Meerlo),
lø̄xt (L217p Meerlo)
|
lantaarn [SGV (1914)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
lap:
lap (L217p Meerlo)
|
sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24420 |
larve van de libel |
sprokkel:
sprokkel (L217p Meerlo)
|
larve vd libel
III-4-2
|
31291 |
lasapparaat |
lasapparaat:
las˱aparāt (L217p Meerlo)
|
In het algemeen een toestel om te lassen. Zie ook de toelichting bij het lemma "wellen, lassen". Met de meer algemene woordtypen lasapparaat, schweissapparat (d.) en laspost zal wel vaak een autogeen lasapparaat bedoeld worden. Zie ook afb. 42. [N 33, 188-189; monogr.]
II-11
|
31292 |
lasbrander |
lasbrander:
las˱brãndǝr (L217p Meerlo)
|
Lasapparaat dat bestaat uit een metalen buis met tuitvormig mondstuk en twee toevoerleidingen, één voor de brandstof en één voor het verbrandingsmiddel (meestal zuurstof). Als brandstof kan waterstof, lichtgas of acetyleengas worden gebruikt. Zie ook afb. 43. [N 33, 190; monogr.]
II-11
|
31296 |
laskap, lashelm |
laskap:
laskap (L217p Meerlo)
|
Metalen kap met donkergroen ruitje waarmee tijdens het elektrisch lassen hoofd en ogen tegen straling en metaalspetters beschermd worden. De laskap wordt met één hand vastgehouden, de lashelm wordt op het hoofd gezet. Zie ook afb. 46. [N 33, 192]
II-11
|