24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelworm:
mèèlwörm (L217p Meerlo)
|
meelworm
III-4-2
|
31358 |
meenemer |
metnemer:
metnēmǝr (L217p Meerlo)
|
Metalen, oogvormig werktuig, onderdeel van de draaibank, dat op het te draaien voorwerp wordt gespannen en door de pen van de drijfplaat in beweging wordt gezet. Zie ook het lemma "drijfplaat", "klauwplaat" en afb. 91. [N 33, 229]
II-11
|
20407 |
meerderjarig |
mondig:
mundig (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo)
|
meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)] || mondig [SGV (1914)]
III-2-2
|
32635 |
meerscharige ploegen |
drieschaar:
drisxār (L217p Meerlo),
vierschaar:
virsxār (L217p Meerlo)
|
Met een meerscharige ploeg wordt een ploeg bedoeld die uitgerust is met twee, drie of meer scharen en waarmee evenzovele voren tegelijk omgeploegd worden. Over het algemeen - en uit een aantal benamingen blijkt dat ook - gebruikt men deze ploeg voor het oppervlakkig ploegwerk met name voor het omploegen van een stoppelveld. Van de onderstaande woordtypen die met drie- beginnen, vertegenwoordigt het eerste lid tevens dialectvarianten van het type drij. [N 11, 30; N 11A , 75 a-c ; N J, 10; JG 2b-4, 1; monogr.]
I-1
|
21273 |
meester |
meester:
meister (L217p Meerlo),
mēīster (L217p Meerlo),
mɛistər (L217p Meerlo)
|
(school)meester [RND] || meester [SGV (1914)] || onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
22496 |
meetje steken |
steken:
Met centen naar een streep werpen. Wie er het dichtst bij is, mag de centen in de handen nemen, er met gesloten hand mee rammelen, en ze neer werpen. Van te voren is bepaald welke centen voor de opgooier zijn, kruis of munt.
stèke (L217p Meerlo)
|
Spel met centen.
III-3-2
|
21882 |
meevaller |
bof:
bŏf (L217p Meerlo)
|
een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22452 |
meiboom |
mei:
mei (L217p Meerlo),
meiboom:
Zie mei.
meiboeëm (L217p Meerlo)
|
Berkeboompje of -struik ter versiering langs de weg geplaatst. || Berkestruik als feestboom geplant bij feestelijke gelegenheden.
III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
dienstbode:
dinstbōi̯ǝ (L217p Meerlo),
maagd:
māt (L217p Meerlo)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
doornboom:
-
dörreboom (L217p Meerlo),
haagdoorn:
haagdōrre (L217p Meerlo)
|
haagdoorn [SGV (1914)] || meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|