id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17766 | navel | navel: navel (Meerlo) | Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1 |
20361 | neef | neef: neen nêf (Meerlo) | neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2 |
24347 | neet, luizenei | neet: neet (Meerlo) | neet [SGV (1914)] III-4-2 |
18042 | negenoog | negenoog: nege oeëg (Meerlo), nēgenooig (Meerlo) | negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2 |
17905 | nemen, pakken | nemen: neeme (Meerlo), pakken: pakke (Meerlo) | nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)] III-1-2 |
32853 | nerf van de weide | groes: grūs (Meerlo), weizool: węi̯zǭl (Meerlo) | Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3 |
24717 | nerf van een blad | nerf: eigen spellingsysteem nerf (Meerlo) | De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)] III-4-3 |
24215 | nest | bocht: ook: materiaal waaruit he nest is gebouwd bōcht (Meerlo), nest: nēst (Meerlo), nēste (Meerlo) | nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)] III-4-1 |
24435 | nest, hoeveelheid jongen | nest: eigen spellingsysteem honden, katten nest (Meerlo), toom: eigen spellingsysteem varkens toom (Meerlo) | Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)] III-4-2 |
34521 | nestei | nestei: nēstęi̯ (Meerlo) | Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.] I-12 |