e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vak van een kast vakje: vekske (Meerlo) Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)] III-2-1
valgordijn, rolgordijn rolgordijn: rolgerdĭĕn (Meerlo) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
vallen vallen: valle (Meerlo) vallen [SGV (1914)] III-1-2
vals vals: vāls (Meerlo, ... ) vals || valsch [SGV (1914)] III-1-4
vals spel foetelarij: foeteleri-j (Meerlo) Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)] III-3-2
vals spelen foetelen: foetele (Meerlo), fōētele (Meerlo) Vals spelen. || Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
valsspeler foetelaar: foeteler (Meerlo), fōēteler (Meerlo) Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] || Valsspeler. III-3-2
van katoen geven geen krimp geven: gen kreemp gève (Meerlo) alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)] III-1-4
van veren wisselen ruizelen: rȳzǝlǝ (Meerlo) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vanzelfsprekend natuurlijk: natuurlek (Meerlo) vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)] III-1-4