id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23276 | vroegmis | vroegmis: vruməs (Meerlo) | vroegmis [RND] III-3-3 |
19342 | vrolijk | blij: bliej (Meerlo) | een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
21276 | vrouw | vrouw: vrou (Meerlo), vroͅuw (Meerlo), laatste woord niet te lezen wette wie die vrouw woar (Meerlo) | vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)] III-3-1 |
20155 | vrouw, vrouwspersoon | vrouw: vrouw (Meerlo, ... ), vrouwmens: vrommes (Meerlo), wijf: wīēf (Meerlo) | vrouw || vrouw, vrouwmens || vrouw, wijf III-2-2 |
34450 | vrouwelijk jong van de geit | liemes: limǝs (Meerlo) | [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12 |
34059 | vrouwelijk kalf | maalkalf: mǭl[kalf] (Meerlo) | [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11 |
34477 | vrouwelijk kuiken | hennenkuiken: hɛnǝkykǝ (Meerlo) | [N 19, 41a; monogr.] I-12 |
34396 | vrouwelijk lam | germ: gɛrm (Meerlo) | [L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.] I-12 |
24368 | vrouwelijk ree | reetje: rékke (Meerlo) | Ree, wijfjesree [N 94 (1983)] III-4-2 |
34390 | vrouwelijk schaap in het algemeen | germ: gɛrm (Meerlo) | De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12 |