19497 |
borstel |
borstel:
bōrsel (L217p Meerlo),
bōrstəl (L217p Meerlo)
|
borstel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
boarst (L217p Meerlo),
bōrst (L217p Meerlo)
|
borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
31419 |
borstplaat |
borstplaat:
borstplaat (L217p Meerlo)
|
Een licht gebogen metalen plaat waar men tijdens het werken met de boogdrilboor met de borst tegen leunt om op deze wijze druk te kunnen uitoefenen. Dit onderdeel van de boogdrilboor kan ook als knop of handvat zijn uitgevoerd. Zie ook afb. 126. [N 33, 125]
II-11
|
18082 |
borstvliesontsteking |
pleuris:
pluuris (L217p Meerlo)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33713 |
bos |
bos:
bos (L217p Meerlo)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33516 |
bos groente |
bos:
eigen spellingsysteem
boes (L217p Meerlo)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
20734 |
bosbessenvlaai |
molberenvlaai:
mulbēͅrəflāi̯ (L217p Meerlo)
|
bosbessenvlaai
III-2-3
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (L217p Meerlo)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
19731 |
bot |
stomp:
stōmp (L217p Meerlo)
|
stomp, niet spits, bot
III-2-1
|
19585 |
bot mes |
paddenvilder:
peͅdəveldər (L217p Meerlo)
|
bot, plomp mes
III-2-1
|