19684 |
deur |
deur:
dör (L217p Meerlo),
dø̄r (L217p Meerlo),
dør (L217p Meerlo)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]deur [SGV (1914)]
II-9, III-2-1
|
19372 |
deurknop, deurklink |
klink:
kleenk (L217p Meerlo)
|
Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30357 |
deurkruk, deurklink |
klink:
klēŋk (L217p Meerlo)
|
Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.]
II-9
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
deurwaarder (L217p Meerlo)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18035 |
diarree |
schijt:
schiet (L217p Meerlo)
|
Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21310 |
dief |
schelm:
schelm (L217p Meerlo)
|
dief [SGV (1914)]
III-3-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
dienst (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
21753 |
dienstplicht doen |
onder dienst zijn:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
onder dienst zien (L217p Meerlo)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24300 |
dier, beest |
dier:
dier (L217p Meerlo)
|
dier [SGV (1914)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
dik van het been:
dik van `t been (L217p Meerlo),
gaan:
goan (L217p Meerlo)
|
dij [SGV (1914)] || dijen [SGV (1914)]
III-1-1
|