e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ader ader: oar (Meerlo), oare (Meerlo) ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] III-1-1
afdak afdak: aafdak (Meerlo), schop: sxoͅp (Meerlo) afdak [SGV (1914)] || afdak, open schuur III-2-1
afdingen joden: judde (Meerlo) proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1
afgeroomde melk fuge: fȳs (Meerlo), ondermelk: ø̄ndǝrmɛlk (Meerlo) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgeschilde schors schaal: schaal (Meerlo) afgeschilde bast ve boom III-4-3
afgetrokken zeug afgezuikte zeug: afxǝzø̜ktǝ [zeug] (Meerlo) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12
afkalven afkalveren: afkalvere (Meerlo) afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)] III-4-4
afkijken afkijken: afkieke (Meerlo) afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)] III-3-1
afkoken gekookt: gekokt (Meerlo) Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)] III-2-3
afkomst afkomst: afkomst (Meerlo), komaf: komaf (Meerlo) afkomst [N 87 (1981)] || afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)] III-2-2