19310 |
durven |
durven:
dörve (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
met v-tje op de o
dörve (L217p Meerlo)
|
durven [SGV (1914)] || durven (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
17837 |
dutje |
dutje:
dutje (L217p Meerlo),
toer:
toer (L217p Meerlo)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21418 |
duur |
duur:
duur (L217p Meerlo)
|
veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
douwen (L217p Meerlo),
douwə (L217p Meerlo)
|
duwen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
21732 |
dwangbuis |
dwangbuis:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
dwangbuus (L217p Meerlo)
|
een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21165 |
dwarsbalk |
biels:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
biels (L217p Meerlo)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19330 |
dwarsdrijven |
dwarsdrijven:
dwärsdrieve (L217p Meerlo)
|
dwarsdrijven [SGV (1914)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarsdrijver:
dwarsdrīēver (L217p Meerlo),
dwärsdriever (L217p Meerlo),
dwarskop:
dwarskop (L217p Meerlo),
dwarslap:
dwarslap (L217p Meerlo),
dwarsoor:
dwarsoeër (L217p Meerlo),
warsdrijver:
wersdriever (L217p Meerlo),
warshout:
fig.
wershōlt (L217p Meerlo),
warslap:
werslap (L217p Meerlo),
warsoor:
wersoeër (L217p Meerlo)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)] || dwarslap || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwinge (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
dwingen (L217p Meerlo)
|
dwingen || het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)] || nopen [SGV (1914)]
III-1-4
|
33217 |
e. bijzondere rieken, naar het gebruiksdoel |
schanseriek:
sxānsǝrīk (L217p Meerlo)
|
[N 18, 24]
I-5
|