18405 |
eau de cologne |
eau de cologne (fr.):
eau de Calogne (L217p Meerlo)
|
reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25024 |
echo |
galm:
galm (L217p Meerlo)
|
een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20394 |
echtgenoot |
mens:
meens (L217p Meerlo),
mins (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
mīns (L217p Meerlo)
|
(man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)] || [haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)] || de man met wie men getrouwd is [man, mens, baas] [N 87 (1981)] || echtgenoot
III-2-2
|
20391 |
echtgenote |
vrouw:
vrouw (L217p Meerlo)
|
de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18101 |
eczeem |
haarworm:
heurwurm (L217p Meerlo)
|
Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (zilt, haarworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21313 |
eed |
eed:
ĕĕit (L217p Meerlo)
|
eed [SGV (1914)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
inkhörke (L217p Meerlo),
eekkats:
eengkats (L217p Meerlo),
inkkats (L217p Meerlo),
eekkatsje:
inkketske (L217p Meerlo)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)] || eekhorentje [SGV (1914)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zweel (L217p Meerlo)
|
eelt, eeltknobbel [SGV (1914)]
III-1-2
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
zweel:
zwēl (L217p Meerlo)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
18942 |
een aanmerking maken |
kijven:
kiēve (L217p Meerlo),
uitpoeieren:
ütpoeiere (L217p Meerlo),
uitpoetsen:
ütpoetse (L217p Meerlo)
|
iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)] || uitkafferen, de les lezen || uitvegen, de les lezen
III-1-4
|