e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fruit, ooft groenigheid: grünnigheid (Meerlo) groente of fruit I-7
fruiten aanbraden: anbrŏaje (Meerlo) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fuik fuik: fŏĕk (Meerlo) fuik [SGV (1914)] III-3-2
gaan gaan: goan (Meerlo) gaan [SGV (1914)] III-1-2
gaan liggen (van de wind) gaan liggen: de wiend is gon ligge (Meerlo) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4
gaar gaar: gaar (Meerlo), gār (Meerlo) gaar, gekookt || gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] III-2-3
galgenaas galgenaas: galgenoas (Meerlo), rotzak: Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  rotzak (Meerlo) de algemene naam voor iemand die zich schuldig maakt aan een of ander misdrijf [strop, beest, priek, galgenaas] [N 90 (1982)] || galgenaas [SGV (1914)] III-3-1
galnoot wis: eigen spellingsysteem  wis (Meerlo) De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)] III-4-3
gang gang: gang (Meerlo), gānk (Meerlo) De doorloop in een huis die de huisdeur met de vertrekken verbindt (gang, vloer, corridor, leid) [N 79 (1979)] || gang [SGV (1914)] III-2-1
gans gans: gans (Meerlo) [A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.] I-12