33199 |
aardappelziekten |
krolziekte:
krǫlzēktǝ (Q015a Meers),
roest:
rǫs (Q015a Meers)
|
Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.]
I-5
|
17685 |
ademen |
ademen:
aojemen (Q015a Meers)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (Q015a Meers)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
schotelsbak:
sjotelsbak (Q015a Meers)
|
afwasbak [N 07 (1961)]
III-2-1
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
allerheiligen (Q015a Meers)
|
Allerheiligen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allerzielen:
allerzêêlen (Q015a Meers)
|
Allerzielen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
25055 |
armvol |
armvol:
ene ervel huij (Q015a Meers),
ɛrvǝl (Q015a Meers)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
20582 |
avondmaal |
avondbrood:
aombroid (Q015a Meers),
s avonds
aombrôet (Q015a Meers),
aovənd braut (Q015a Meers)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
eedje:
ètjə (Q015a Meers),
èètsjə (Q015a Meers)
|
azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
keien:
kejje (Q015a Meers)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)]
III-3-2
|