e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spelden spangen: špaŋǝ (Meerssen), toespangen: tušpaŋǝ (Meerssen) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
speldenkussen naaldenkussentje: nǭljǝkø̜sǝkǝ (Meerssen) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spelen (alg.) spelen: sjpele (Meerssen), speehle (Meerssen) spelen [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] III-3-2
spie spie/spij: špi (Meerssen) Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a] II-7
spiegel spiegel: špēgǝl (Meerssen) De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a] II-7
spier spier: sjpīēr (Meerssen) pees, spier [N 10 (1961)] III-1-1
spijbelen plenken: plenke (Meerssen) wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)] III-3-1
spil pin: pin (Meerssen) De pin middendoor de u-vormige vleugel. Spil met vleugel en klos worden ieder afzonderlijk gedraaid door middel van de dubbele snaar, de trendel en de snaarschijf aan de klos (Grothe, pag. 284). Volgens de informant van L 291 draaide de spil in twee tongen van hardleer, die in de houten paaltjes waren bevestigd en gesmeerd werden met spekzwoerd. Door zijdelings wegdraaien van de spil kon men de as vrijmaken en de klos eruit nemen en erin zetten. [N 34, B17] II-7
spin spin: sjpin (Meerssen, ... ), špen (Meerssen) spin [RND], [SGV (1914)] III-4-2
spinnen spinnen: špenǝ (Meerssen) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] II-7