e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vinger vinger: vinger (Meerssen), vingər (Meerssen), vîŋər (Meerssen) vinger [DC 01 (1931)], [RND] || vingers [SGV (1914)] III-1-1
vingerhoed vingerhoed: veŋǝrhōt (Meerssen) Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.] II-7
vingers (spotnamen) fikken: fikke (Meerssen), fìkkə (Meerssen), tien geboden: de tjèn geboəje (Meerssen) vinger [DC 01 (1931)] || vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink boekvink: bookvink (Meerssen, ... ), vink: vink (Meerssen, ... ) Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] III-4-1
violier flet: WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)  flet (Meerssen), violet: WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)  flet (Meerssen) [N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
viooltje viooltje: viöilkes (Meerssen) I-7
vis, algemeen vis: vösj (Meerssen), vöösj (Meerssen) visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
viskorf viskast: vösjkas (Meerssen, ... ) beun (vischkast) [SGV (1914)] III-3-2, III-4-2
vissen vissen: vössje (Meerssen) visschen (ww.) [SGV (1914)] III-3-2
vlaaischotel vlaaischotel: vlaaisjootel (Meerssen, ... ), vlaschotel: vlasjōtel (Meerssen) schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] III-2-1