e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huis, woning huis: hōēs (Meerssen) huis [SGV (1914)] III-2-1
huislook look: look (Meerssen) donderblad, huislook [DC 46 (1971)] III-4-3
huismus, mus mus: musch (Meerssen), mösch (Meerssen), mösj (Meerssen, ... ) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vleeg (Meerssen, ... ) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] III-4-2
huiszegen huiszegen: hoeszege (Meerssen) De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)] III-3-3
huiszegening huiszegen: de hoeszege (Meerssen) De huiszegening op Driekoningen of op Paaszaterdag. [N 96B (1989)] III-3-3
huiszwaluw steenzwalber: schteinschwoalber (Meerssen), sjteinzjwalleber (Meerssen) huiszwaluw [DC 18 (1950)] III-4-1
huiveren razelen: raazele (Meerssen), schuiveren: sjōēvere (Meerssen), sjøvere (Meerssen) huiveren [SGV (1914)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig schuiverig: sjōēverig (Meerssen) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering schuiver: sjōēver (Meerssen) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2