19693 |
huis, woning |
huis:
hōēs (Q099p Meerssen)
|
huis [SGV (1914)]
III-2-1
|
24533 |
huislook |
look:
look (Q099p Meerssen)
|
donderblad, huislook [DC 46 (1971)]
III-4-3
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
musch (Q099p Meerssen),
mösch (Q099p Meerssen),
mösj (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || musch [SGV (1914)]
III-4-1
|
24389 |
huisvlieg, vlieg |
vlieg:
vleeg (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen)
|
huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
23732 |
huiszegen |
huiszegen:
hoeszege (Q099p Meerssen)
|
De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23754 |
huiszegening |
huiszegen:
de hoeszege (Q099p Meerssen)
|
De huiszegening op Driekoningen of op Paaszaterdag. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24173 |
huiszwaluw |
steenzwalber:
schteinschwoalber (Q099p Meerssen),
sjteinzjwalleber (Q099p Meerssen)
|
huiszwaluw [DC 18 (1950)]
III-4-1
|
17997 |
huiveren |
razelen:
raazele (Q099p Meerssen),
schuiveren:
sjōēvere (Q099p Meerssen),
sjøvere (Q099p Meerssen)
|
huiveren [SGV (1914)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17999 |
huiverig |
schuiverig:
sjōēverig (Q099p Meerssen)
|
huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17998 |
huivering |
schuiver:
sjōēver (Q099p Meerssen)
|
huivering [gril] [N 10 (1961)]
III-1-2
|