e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluwen bol: Opg.: rölke, bol (garen).  bol (Meerssen), rolletje: Opg.: rölke, bol (garen).  rölke (Meerssen) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knauwelen: knawele (Meerssen) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knecht knecht: ene nuuje knech (Meerssen) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knɛx (Meerssen) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden kneden: knē̜i̯ǝ (Meerssen) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen duwen: duje (Meerssen) knellen [SGV (1914)] III-1-2
kneu berpje: berbke (Meerssen), boekvink: bookvink (Meerssen), sijsje: sieske (Meerssen), vink: vink (Meerssen), vlasvink: vlasvink (Meerssen) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] III-4-1
kneuzen blutsen: blötsje (Meerssen) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knie knie: knee (Meerssen), knej (Meerssen), knĕĕ (Meerssen), knɛ.ij (Meerssen) knie [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)] III-1-1
knieholte hees: hieèssĕ (Meerssen), hjèssə (Meerssen), RK -> knieholte.  hêêîsse (Meerssen) hiel, hak [SGV (1914)] || knieholte [DC 01 (1931)] III-1-1