23541 |
koorhemd |
rochet (fr.):
rochet (Q099p Meerssen)
|
Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23540 |
koorkap |
koormantel:
kwarmantel (Q099p Meerssen)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23436 |
koorstoel |
koorstoel:
unne kwarsjtool (Q099p Meerssen)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
ko:rdz (Q099p Meerssen),
koorts (Q099p Meerssen)
|
koorts [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
23563 |
koorzanger |
koorzanger:
kwarzenger (Q099p Meerssen)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21411 |
kopen |
gelden:
gelle (Q099p Meerssen),
kopen:
koupe (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
koopen [SGV (1914)] || kopen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-3-1
|
19883 |
koper poetsen |
oppoetsen:
oppotse (Q099p Meerssen),
poetsen:
pòtse (Q099p Meerssen),
pôtse (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen)
|
metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
28871 |
kopieerwieltje |
radeerwieltje:
rędērwilkǝ (Q099p Meerssen)
|
Een scherp getand wieltje aan een handvat om patronen uit te raderen. Zie afb. 5. [N 59, 4]
II-7
|
19582 |
kopje |
tas:
tas (Q099p Meerssen)
|
een kop koffie [SGV (1914)]
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
een keukelebuit doen:
kōēkelebout doon (Q099p Meerssen)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-3-2
|