e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laten laten: loate (Meerssen) laten [SGV (1914)] III-1-2
laten wijden het veld zegenen: `t velt zegene (Meerssen), laten inzegenen: loate inzegene (Meerssen), laten wijden: loate wieje (Meerssen), laten zegenen: loate zegene (Meerssen) Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] III-3-3
lawaai maken laweit maken: lawêît make (Meerssen), leven maken: leve make (Meerssen) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4
lawaai, herrie laweit: lawêî(t) (Meerssen) lawaai [SGV (1914)] III-4-4
lederen pantoffel pantoffel: pèntooffel (Meerssen) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeftijd, ouderdom leeftijd: oowe is zeer moeilijk leesbaar, kan ook oare zijn; geer loupt nog flink veur ne minsj van oowe  lèftiet (Meerssen) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2
leeg, niets bevattend leeg: lèg (Meerssen), lêg (Meerssen), ps. of toch omspellen volgens Frings: [lg]?  läg (Meerssen) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] III-4-4
leegloper leegloper: lêgluiper (Meerssen) leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leep, doortrapt leeps: leepsj (Meerssen) leep [SGV (1914)] III-1-4
leerlooier leerlooier: lę̄rlø̄jǝr (Meerssen) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10