24096 |
pater van de heilige geest |
franse paters:
de franse paaters (Q099p Meerssen)
|
De Paters van de H. Geest [Frânse paaters]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23929 |
patriarch |
aartsvader:
unne aartsvader (Q099p Meerssen)
|
Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23284 |
patroonheilige, kerkpatroon |
patroonheilige:
de petroeënheilige (Q099p Meerssen)
|
Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
28941 |
patroontekenen |
opleggen:
oplɛgǝ (Q099p Meerssen)
|
Het zelf tekenen op papier van een knippatroon met de juiste maten en verhoudingen. [N 59, 48b]
II-7
|
23285 |
paus |
paus:
de pous (Q099p Meerssen),
pous (Q099p Meerssen)
|
De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] || paus [SGV (1914)]
III-3-3
|
24060 |
pauselijke zegen |
pauselijke zegen:
de pauselike zeëge (Q099p Meerssen)
|
De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20414 |
peetoom |
peteren:
peetere (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen),
petere (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen)
|
de peter [de paat] [N 96D (1989)] || peetoom [SGV (1914)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
paat:
paat (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32456 |
peg |
peg:
pęk (Q099p Meerssen)
|
Houten pennetje waarmee het zoolbeslag onder het loopvlak van de klomp wordt vastgezet. In Weert (L 289) en omgeving werd voor het maken van de peggen hout gebruikt dat hondshout (hoŋshǫwt) of hondkersenhout (hoŋkø̜rsǝhǫwt) werd genoemd. In Gennep (L 164) en omgeving was het onder de benaming klompenpinnenhout (klōmpǝpenǝhōlt) bekend. [N 24, 71, add.; monogr.]
II-12
|
17717 |
penis |
jongeheer:
de jonge heer (Q099p Meerssen),
lul:
lul (Q099p Meerssen),
Gemeen
lul (Q099p Meerssen),
piel:
Onschuldig.
piele (Q099p Meerssen),
pissertje:
Kinderwoord.
pisserke (Q099p Meerssen)
|
[N 10c (1995)]mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)]
III-1-1
|