21361 |
raaskallen |
bazelen:
bazele (Q099p Meerssen)
|
revelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
raat:
raat (Q099p Meerssen),
roǝt (Q099p Meerssen)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
rao:je (Q099p Meerssen),
raoje (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
roaje (Q099p Meerssen)
|
raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
18167 |
rafel |
rafel:
ruffele (Q099p Meerssen)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
ruffele (Q099p Meerssen),
ruffelen:
røfǝlǝ (Q099p Meerssen)
|
rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenborstel:
špenəbø̄štəl (Q099p Meerssen)
|
raagbol [SGV (1914)]
III-2-1
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rajls (Q099p Meerssen)
|
rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19433 |
ramen lappen |
afwassen:
aafwessche (Q099p Meerssen),
ruiten wassen:
roete wēsschĕ (Q099p Meerssen),
roete wĕsje (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
wassen:
wèsche (Q099p Meerssen)
|
ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
remmelär (Q099p Meerssen),
rēmmĕlêr (Q099p Meerssen)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
34631 |
rammelkar |
hoddelskar:
hodǝlskar (Q099p Meerssen)
|
Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92]
I-13
|