id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
31694 | schors | schil: šęl (Meerssen) | De ruwe buitenkant van de stam en takken van een boom. In sommige dialecten bestaat er een verschil in benaming tussen de schors van naaldbomen en die van andere bomen. Het betreft de plaatsen Lommel (K 278), Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Hechtel L 352), Peer (L 355), Neerglabbeek (L 367), Houthalen (L 414), Hasselt (Q 2) en Martenslinde (Q 89). De schors van de naaldboom wordt daar met een locale uitspraakvariant van het woordtype schil aangeduid, de schors van andere bomen met die van schors. In Lanklaar (L 422) wordt het woord schaal (šal) alleen voor de schors van dennenbomen gebruikt [N 50, 8a-b; N 75, 83d; A 45, 32; L 34, 54a-b; monogr.] II-12 |
18283 | schort zonder borststuk | buikscholk: boekscholk (Meerssen), korte voorscholk: korte veur sjollik (Meerssen) | voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3 |
21367 | schot | schot: sjēūt (Meerssen) | schot [SGV (1914)] III-3-1 |
17637 | schouder | schouder: schouwer (Meerssen), schouwĕr (Meerssen), sjauër (Meerssen), sjouwer (Meerssen) | Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)] || schouder [SGV (1914)] III-1-1 |
28917 | schouderkussen | kragenkussen: krāgǝkø̜sǝ (Meerssen), schouderkussentje: šǫwǝrkø̜sǝkǝ (Meerssen) | Klein glanskussen waarmee men de schouders kan persen. [N 59, 26b; N 59, 19b; N 59, 19e] II-7 |
18556 | schoudermantel met capuchon | caban (fr.) met tuit: [Van Dale: tuit1, 9. (gew.) muts, kap (van vrouwen)] kaabang mèt teut (Meerssen) | schoudermantel met capuchon [N 59 (1973)] III-1-3 |
18679 | schoudermanteltje | pelerinetje (<fr.): pulleriensje (Meerssen) | schoudermanteltje [pelderien, pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3 |
29083 | schoudernaad | schoudernaad: šǫwǝrnǭt (Meerssen) | Naad van een kledingstuk die op de schouder valt, van de kraag tot de mouw van een jas, een japon enz. [N 59, 98] II-7 |
29048 | schoudervulling | schoudervulling: šǫwǝrvø̜leŋ (Meerssen), schouderwatten: šǫwǝrwatǝ (Meerssen) | Opvulsel op de schouders van een kledingstuk, om de schouderlijn te accentueren en figuurfouten te corrigeren en om een mooie valling van de mouwen te verkrijgen. Ze bestaat veelal uit watjes, 2 of 3 voor een normale schouder tot 4 √† 5 voor een hoge (Papenhuyzen III, pag. 26). [N 59, 99; N 62, 62] II-7 |
29984 | schraag | schraag: šrāx (Meerssen) | Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.] II-12 |