24386 |
vin |
vin:
vin (Q099p Meerssen),
vinne (Q099p Meerssen)
|
vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)]
III-4-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
vinge (Q099p Meerssen)
|
vinden [SGV (1914)]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
vinger (Q099p Meerssen),
vingər (Q099p Meerssen),
vîŋər (Q099p Meerssen)
|
vinger [DC 01 (1931)], [RND] || vingers [SGV (1914)]
III-1-1
|
28889 |
vingerhoed |
vingerhoed:
veŋǝrhōt (Q099p Meerssen)
|
Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.]
II-7
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
fikken:
fikke (Q099p Meerssen),
fìkkə (Q099p Meerssen),
tien geboden:
de tjèn geboəje (Q099p Meerssen)
|
vinger [DC 01 (1931)] || vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
boekvink:
bookvink (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
vink:
vink (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
19746 |
violier |
flet:
WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)
flet (Q099p Meerssen),
violet:
WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)
flet (Q099p Meerssen)
|
[N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [N 92 (1982)]
I-7, III-2-1
|
19745 |
viooltje |
viooltje:
viöilkes (Q099p Meerssen)
|
I-7
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
vösj (Q099p Meerssen),
vöösj (Q099p Meerssen)
|
visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
22852 |
viskorf |
viskast:
vösjkas (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
beun (vischkast) [SGV (1914)]
III-3-2, III-4-2
|