e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3345
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de hoogkar doen achteroverslaan opslaan: ǫpšlōn (Meerssen) De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89] I-13
de hort op? op rabot (<fr.): Van Dale: II. rabot (&lt;Fr. ribote), (gew.) in de uitdr. op rabot zijn, gaan, aan de zwier zijn of gaan.  op rabot (Meerssen) Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)] III-3-1
de huiszegen bidden huiszegen beden: de hoeszege bèèje (Meerssen) De Huiszegen bidden. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen aansteken aansteken: de keerse aansjteeke (Meerssen) De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen doven doven: de keerse doave (Meerssen) De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)] III-3-3
de kar wipt zwikken: (de kar) žwek (Meerssen) Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99] I-13
de kelder uitgraven (de) kelder uitgooien: kęldǝr ūt˲gwǫjǝ (Meerssen) De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.] II-9
de kerkgang maken de kerkgang doen: de kèrkgank doon (Meerssen) De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)] III-3-3
de kerkgang uitzegenen uitzegenen: ut oetzegene (Meerssen) Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kruisweg bidden de kruisweg beden: de kruusweeg beije (Meerssen) De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3