e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3345
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
framboos framboos: framboos (Meerssen) [DC 13 (1945)] I-7
franciscaan bruine pater (lat.): unnen broene paater (Meerssen) Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)] III-3-3
franje franjel: fraanjel (Meerssen), frānjǝl (Meerssen) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
fruit, ooft vruchten: vröchte (Meerssen), vrùchte (Meerssen) I-7
fruitboom fruitboom: fruitbuim (pl) (Meerssen) I-7
fuik fuik: foek (Meerssen) fuik [SGV (1914)] III-3-2
gaan gaan: goon (Meerssen, ... ) gaan [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaatje voor de schoenveter rijglok: rielooker (Meerssen) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
gaatjestang gaatjestang: gētšǝstaŋ (Meerssen) Met deze tang maakte men door middel van een holpijpje aan de bovenste zijde van de tang of door middel van een wieltje met verschillende holpijpjes ronde gaatjes voor de knoopsgaten. De informant van L 416 had een tang met 6 tandjes om verschillende gaten te maken. De informant van Q 198 kende geen gaatjestang. [N 59, 30a] II-7
galgenaas galgskind: gallengskind (Meerssen) galgenaas [SGV (1914)] III-3-1