e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korenbloem blauwbloem: blawblōm (Meeswijk), korenbloem: centaurea cyanus  kōərəblōm (Meeswijk), kruisbloem: kryzblōm (Meeswijk), varkensbloem: knautia arvensis  vɛrkəzblōm (Meeswijk) beemdkroon || korenbloem III-4-3
korenmijt zetten mijten: mi.tǝ (Meeswijk) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
korf korf: kø̜rǝf (Meeswijk) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
kornoelje (alg.) konkernol: cornus sanguinea  koŋkər’noͅl (Meeswijk) De kornoelje. Rode kornoelje; struik met witte bloemen en blauwzwarte bessen; 2-5 m hoog; takken aan de zonzijde purperrood en aan de schaduwkant groen (kroelie, kornoelje). III-4-3
korset korset (<fr.): kərset (Meeswijk) korset: onderkledingstuk voor vrouwen III-1-3
kortademig dempig: dēmpig (Meeswijk) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte laars stevel: Lat. aestivale zomerschoen, Ofr. estival; Nhd. Stiefel, Ond. stival, stivel, Mnd., mnl. stevel.  stivəl (Meeswijk) slobkous die ook de kuit omsluit III-1-3
korte overjas stoepjas: stupjas (Meeswijk) jas tot even boven de heupen in dikke stof III-1-3
kortmeel gruismeel: grū.smę̄l (Meeswijk), kortmeel: kǫrtmę̄l (Meeswijk) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kossem vang: vān (Meeswijk) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11