e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lamp licht: l‧ēx (Meeswijk) lamp III-2-1
lampenkap abat-jour (fr.): abəžūr (Meeswijk) lampekap III-2-1
lampenpit wiek: w‧ēk (Meeswijk) pit van olielamp, petroleumlamp III-2-1
lampetkan lampet: lampeͅt (Meeswijk) kan waarin waswater geschonken wordt III-2-1
lampionplant ballonnetjes: bəlonəkəs (Meeswijk) lampionplant III-4-3
landrol wel: wɛl (Meeswijk) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
lang ruw haar rond buik en uier duivelshaar: duivelshaar (Meeswijk) Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23] I-9
lang schortlint snoer: B.v. De ouw vrouwen bonden hun onderrok met snoere.  snōr (Meeswijk) lint waarmee men iets vastbindt III-1-3
langbenig paard (een) hoge: ūǝgǝ (Meeswijk), klepper: klɛpǝr (Meeswijk), stelt: stęljš (Meeswijk) [N 8, 20 en 62i] I-9
lange tijd toer: toer (Meeswijk) een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)] III-4-4